Instructieboekje aandachtig

Infiniti Q30 (H15) Instructieboekje (2016-2019): Voertuiginformatiedisplay

Voertuiginformatiedisplay

Het voertuiginformatiedisplay 1 bevindt zich tussen de toerenteller en de snelheidsmeter.

Voertuiginformatiedisplay

  1. Permanente weergave: buitentemperatuur of snelheid
  2. Tijd
  3. Tekstvak
  4. Menubalk
  5. Rijstand
  6. Stand van de schakelhendel

Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak: de controlelampjes op het onderste deel vanhet voertuiginformatiedisplay verschillen van wat hier afgebeeld wordt Tekstvak 3 toont het geselecteerde menu of submenu, alsmede berichten.

OPMERKING Stel de tijd in met het audiosysteem en/of de INFINITcontroller.

Menu’s en submenu’s

Druk om de menubalk 4 te openen en een menu te selecteren op de -knop of de -knop op het stuurwiel. De menubalk 4 verdwijnt na enkele seconden weer.

Afhankelijk van de aanwezige uitrusting in de auto kunt u de volgende menu’s openen:

  • [Reis]-menu
  • [Navi]-menu (navigatie-instructies)
  • [Audio]-menu
  • [Assist.] menu
  • [Service]-menu
  • [Instellingen]-menu

Het [Audio]-menu en het [Navi]-menu verschillen lichtelijk in auto’s met een audiosysteem en auto’s met een navigatiesysteem. De voorbeelden in dit Instructieboekje gelden voor auto’s die zijn uitgerust met navigatie.

[Reis]-menu

Reis-menu

Standaardweergave: Houd de -knop op het stuurwiel ingedrukt totdat het [Reis]-menu getoond wordt met de dagteller 1 en totale afgelegde afstand 2 .

Reis-menu

Boordcomputer [Na vertrek] of [Na reset]:

  1. Afstand
  2. Rijtijd
  3. Gemiddelde snelheid
  4. Gemiddeld brandstofverbruik

Druk op de -knop of de-knop op het stuurwiel om het [Reis]-menu te selecteren.

Druk op de -knop of de -knop om [Na vertrek] of [Na reset] te selecteren.

De waarden in het [Na vertrek]-submenu worden berekend vanaf de start van de reis terwijl de waarden in het [Na reset]-submenu berekend zijn vanaf de vorige keer dat het submenu gereset is.

De [Navertrek]-waarden worden automatischteruggezet als:

  • Het contact langer dan vier uur is uitgeschakeld.
  • De 999 uur overschreden zijn.
  • De 9999 kilometer overschreden zijn.

De [Na reset]-boordcomputer wordt automatisch teruggezet als de waarde de 9999 uur of 99999 kilometer overschrijdt.

Reis-menu

Rijbereik en huidig brandstofverbruik weergeven: Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Reis]-menu te selecteren.

Druk op de -knop of de -knop om het geschatte rijbereik 1 enhet huidigebrandstofverbruik 2 te selecteren voor weergave.

Het geschatte bereik 1 dat afgelegd kan worden wordt berekend op basis van uw huidige rijstijl en de hoeveelheid brandstof in de tank.

Als er nog maar een kleine hoeveelheid brandstof in de tank zit, toont het display een auto die getankt wordt in plaats van het geschatte rijbereik 1 .

Reis-menu

Digitale snelheidsmeter: Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Reis]-menu te selecteren.

Druk op de -knop of de -knop om de digitale snelheidsmeter 2 te selecteren.

Er kunnen ook aanbevelingen voor het schakelen 1 getoond worden.

Volg de aanbevelingen 1 op voor het schakelen van een handgeschakelde versnellingsbak (zie "Rijden met handgeschakelde versnellingsbak" in hoofdstuk "5. Starten en rijden") of voor een automatische versnellingsbak (bij handmatig schakelen) (zie "Rijden met automatische versnellingsbak" in hoofdstuk "5. Starten en rijden").

Reis-menu

Waarden terugzetten: Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Reis]-menu te selecteren.

Druk op de -knop of de -knop om de functie te selecteren die u wilt terugzetten.

Druk op de <OK>-knop.

Selecteer [Ja] en druk dan op <OK> om te bevestigen.

U kunt de waarden van de volgende functies terugzetten:

  • Dagteller
  • [Na vertrek]-boordcomputer
  • [Na reset]-boordcomputer

Navigatiemenu ([Navi])

Navigatie-instructies: In het [Navi]-menu toont het voertuiginformatiedisplay navigatie-instructies.

Meer informatie over navigatie in de bedieningsaanwijzingen voor het audiosysteem of navigatiesysteem.

Zet het audiosysteem of navigatiesysteem aan.

Druk op de-knop of de -knop op het stuurwiel om het [Navi]-menu te selecteren.

Navigatiemenu

Routebegeleiding niet actief:

  1. Rijrichting
  2. Huidige weg

Navigatiemenu

Routebegeleiding actief — Geen richtingsverandering aangekondigd:

  1. Afstand tot de bestemming
  2. Afstand tot volgende richtingsverandering
  3. Symbool dat "de weg volgen" aangeeft.
  4. Huidige weg

Navigatiemenu

Routebegeleiding actief — Richtingsverandering zonder rijstrookaanbeveling:

  1. Weg waarnaar de richtingsverandering leidt
  2. Afstand tot richtingsverandering en visuele afstandsweergave
  3. Symbool voor richtingsverandering

Wanneer er van richting veranderd moet worden, ziet u het symboolj3 voor richtingsverandering en de geschreven afstandj2 . Dit wordt korter richting de bovenzijde van het display naarmate u het aangekondigde punt nadert waar u moet afslaan. De richtingsverandering begint zodra de getoonde afstand tot de afslag nul is.

Wanneer er van richting veranderd moet worden, ziet u het symbool 3 voor richtingsverandering en de geschreven afstand 2 . Dit wordt korter richting de bovenzijde van het display naarmate u het aangekondigde punt nadert waar u moet afslaan. De richtingsverandering begint zodra de getoonde afstand tot de afslag nul is.

Navigatiemenu

Routebegeleiding actief — Richtingsverandering aangekondigd met rijstrookaanbeveling:

  1. Weg waarnaar de richtingsverandering leidt
  2. Afstand tot richtingsverandering en visuele afstandsweergave
  3. Aanbevolen rijstrook en nieuwe rijstrook tijdens richtingsverandering
  4. Rijstroken die niet worden aanbevolen
  5. Symbool voor richtingsverandering

Op wegen met meerdere rijstroken worden wellicht aanbevelingen voor de te volgen rijstrook gegeven voor de volgende richtingsverandering alsde digitale kaartdezegegevensondersteunt.

Tijdens het afslaan worden er wellicht nieuwe rijstroken toegevoegd.

Niet aanbevolen rijstrook 4 : u kunt de volgende richtingsverandering niet nemen als u in deze rijstrook blijft rijden.

De aanbevolen rijstrook en nieuwe rijstrook tijdens een richtingsverandering 3 : vanaf deze rijstrook kunt u de volgende twee richtingsveranderingen nemen zonder van rijstrook te veranderen.

Navigatiemenu

Andere statusaanduidingen van het navigatiesysteem: Het navigatiesysteem toont extra informatie en de voertuigstatus. Mogelijke meldingen:

  • [Nieuwe route...] of [Route berekenen...] Er wordt een nieuwe route berekend.
  • [Niet op kaart] of [Niet op weg] De voertuigpositie is buiten het gebied van de digitale kaart (positie niet op kaart).
  • [Geen route] Er kan geen route naar de geselecteerde bestemming berekend worden.
  • Uhebt de bestemming of een tussenstop bereikt.

Audiomenu

Audiomenu

Een radiozender selecteren:

  1. Frequentiebereik
  2. Zenderfrequentie/naam met geheugenpositie

De geheugenpositie wordt alleen weergegeven samen met de zenderj2 als de zender is opgeslagen.

  1. Zet het audiosysteem of navigatiesysteem aan en selecteer Radio.
  2. Druk op de -knop of de-knop op het stuurwiel om het [Audio]-menu te selecteren.
  3. Druk om een opgeslagen zender te selecteren kort op of .
  4. Druk om een zender uit de zenderlijst te selecteren op of en houd kort ingedrukt.

    Als er geen zenderlijst wordt ontvangen:

  5. Om een zender te selecteren met de zenderzoekfunctie: druk op of en houd kort ingedrukt.

OPMERKING DAB-radiomodus (Digital Audio Broadcasting) is een geoptimaliseerde digitale zendstandaard die is ontworpen voor de mobiele ontvangst van radio-uitzendingen.

Audiomenu

Audiospeler of audiomedia bedienen:

  1. Huidig nummer

Er kunnen geluidsbestanden van verschillende audiospelers of media afgespeeld worden, afhankelijk van de uitrusting van de auto.

  1. Zet het audiosysteem of het navigatiesysteem aan en selecteer audio CD of MP3.
  2. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Audio]-menu te selecteren.
  3. Druk om het volgende/vorige nummer te selecteren kort op of .
  4. Omeennummerte selecteren uitdenummerlijst: houd of ingedrukt totdat u het gewenste nummer hebt bereikt.

    Alsude -knop of de -knop ingedrukt houdt,wordt er geleidelijk sneller gebladerd.

    Deze functie wordt niet ondersteund door alle audiospelers of media.

Als er informatie over het nummer op de audiospeler of media staat, wordt op het voertuiginformatiedisplay hetnummeren de titel vanhet nummer weergegeven.

Het huidige nummer verschijnt niet in de audio AUX-stand (extra audio-ingang: externe audiobron aangesloten).

Audiomenu

Bediening van video DVD (alleen buiten Europa): Het [Audio]-menu kan alleen gebruikt worden omvideo DVD’s af te spelen in auto’s die zijn uitgerust met een navigatiesysteem.

  1. Zet het audiosysteem of navigatiesysteem aan en selecteer video DVD.
  2. Druk op de -knop of de-knop op het stuurwiel om het [Audio]-menu te selecteren.
  3. Druk om de volgende/vorige scène te selecteren kort op of.
  4. Om een scène te selecteren uit de scènelijst: houd of ingedrukt totdat u de gewenste scène 1 hebt bereikt.

Audiomenu

Assistentiemenu

Afhankelijk van de uitrusting van de auto biedt het [Assist.]-menu de volgende opties:

  • Grafische hulpmiddelen tonen
  • Berichtenfunctie verkeersbordenherkenning (TSR) aan-/uitzetten
  • ESP aan-/uitzetten
  • Autonoomnoodremsysteem (FEB) aan-/uitzetten
  • Dodehoekassistent (BSW) aan-/uitzetten
  • Rijstrookassistent (LDW) aan-/uitzetten

Assistentiemenu

Grafische hulpmiddelen tonen:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Assist.]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om [Grafische hulpmiddelen] te selecteren.
  3. Druk op de <OK>-knop.

Het voertuiginformatiedisplay toont de afstandweergave van het Intelligent Cruise Controlsysteem (ICC) in grafische hulpmiddelen.

De grafische hulpmiddelen tonen de status en/of informatie van de volgende rijhulpsystemen of veiligheidssystemen:

  • Verkeersbordenherkenning
  • Intelligent Cruise Control (ICC)
  • Autonoom noodremsysteem (FEB)
  • Rijstrookassistent (LDW)
  • Dodehoekassistent (BSW) aan-/uitzetten
  • Ruitenwisser achter

Verkeersbordenherkenning (TSR): Berichten van verkeersbordenherkenning aan-/ uitzetten

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Assist.]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om [Verkeersborden] te selecteren.
  3. Druk op de <OK>-knop.

    De huidige selectie wordt weergegeven.

  4. Om aan of uit te zetten: druk op <OK>.

Als verkeersbordenherkenning ingeschakeld is wordt de waargenomen maximumsnelheid automatisch gedurende vijf seconden getoond.

Andere informatie op het voertuiginformatiedisplay wordt dan even niet weergegeven.

Voor meer informatie over verkeersbordenherkenning, zie "Verkeersbordenherkenning (TSR - Traffic Sign Recognition) (indien aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".

De elektronische stabiliteitsregeling aan-/uitzetten: Neem de belangrijke veiligheidsaanwijzingen met betrekking tot elektronische stabiliteitsregeling (ESP) in acht (zie "Elektronische stabiliteitsregeling (ESP - Electronic Stability Programme) (voor Europa)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".)

WAARSCHUWING Alsudeelektronische stabiliteitsregeling uitschakelt, stabiliseert dit systeem de auto niet meer. Er bestaat dan een grotere kans dat de auto slipt en bij een ongeval betrokken raakt. Schakel de elektronische stabiliteitsregeling (ESP) alleen uit in de hieronder beschreven situaties.

In de volgende situaties kan de ESP het beste worden uitgeschakeld:

  • Als u sneeuwkettingen gebruikt.
  • In diepe sneeuw.
  • Op zand of grint.

Voor meer informatie over elektronische stabiliteitsregeling, zie "Elektronische stabiliteitsregeling (ESP - Electronic Stability Programme) (voor Europa)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".

  1. Start de motor.
  2. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Assist.]-menu te selecteren.
  3. Druk op de -knop of de -knop om [ESP] te selecteren.
  4. Druk op de <OK>-knop.

    De huidige selectie wordt weergegeven.

  5. Om aan/uit te zetten: druk wederom op de <OK>-knop.

    Elektronische stabiliteitsregeling is uitgeschakeld als het -waarschuwingslampje op het dashboard blijft branden terwijl de motor draait.

Als zowel het -waarschuwingslampje als het -waarschuwingslampje blijft branden is de elektronische stabiliteitsregeling niet beschikbaar wegens een storing.

Autonoom noodremsysteem aan-/uitzetten:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Assist.]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om [Nood remsyst.] te selecteren.
  3. Druk op de <OK>-knop.

    De huidige selectie wordt weergegeven.

  4. Om aan/uit te zetten: druk wederom op de <OK>-knop.

Als het autonoom noodremsysteem is uitgeschakeld, verschijnt het -symbool op het voertuiginformatiedisplay in de weergave van grafische hulpmiddelen.

Voor meer informatie over het autonoom noodremsysteem, zie "Autonoom noodremsysteem (FEB - Forward Emergency Braking) (indien aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".

Dodehoekassistent (BSW) aan-/uitzetten:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Assist.]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om [Blinde hoek-assistent] te selecteren.
  3. Druk op de <OK>-knop.

    De huidige selectie wordt weergegeven.

  4. Om aan/uit te zetten: druk wederom op de <OK>-knop.

Voor meer informatie over de dodehoekassistent, zie "Dodehoekassistent (BSW - Blind Spot Warning) (indien aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".

Rijstrookassistent (LDW) aan-/uitzetten:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Assist.]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om [Rijstrookassistent] te selecteren.
  3. Druk op de <OK>-knop.

    De huidige selectie wordt weergegeven.

  4. Om aan/uit te zetten: druk wederom op de <OK>-knop.

Voor meer informatie over de rijstrookassistent, zie "Rijstrookassistent (LDW - Lane Departure Warning) (indien aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".

Servicemenu

Servicemenu ([Service])

Afhankelijk van de uitrusting van de auto biedt het [Service]-menu de volgende opties:

  • Berichten oproepen uit het geheugen (zie "Berichtengeheugen" verderop in dit hoofdstuk).
  • Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) herstarten (zie "Waarschuwingssysteem bandenspanningverlies opnieuw starten" in hoofdstuk "5. Starten en rijden".
  • Bandenspanning elektronisch controleren (zie "Bandenspanning elektronisch controleren" in hoofdstuk "5. Starten en rijden").
  • Datum oproepen waarop onderhoud uitgevoerd moet worden (zie "Onderhoudsberichten" in hoofdstuk "5. Onderhoud en doe-het-zelf").

Instellingenmenu

Instellingenmenu

Afhankelijk van de uitrusting van de auto biedt het [Instellingen]-menu de volgende opties:

  • Instrumentenpaneelinstellingen wijzigen.
  • Lichtinstellingen wijzigen.
  • Voertuiginstellingen wijzigen.
  • Comfortinstelling wijzigen.
  • Fabrieksinstellingen herstellen.

Instrumentenpaneel: Meeteenheid voor afstand: het is mogelijk om de meeteenheid voor de snelheidsmeter-/ kilometertellerfunctie op het voertuiginformatiedisplayweer te geven in kilometers of mijlen.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Instrumentenpaneel]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de-knop of de-knop om de functie [Weergave-eenh. Snelheid/afstand] te selecteren.

    U ziet nu de huidige instelling: [km] of [mijlen].

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling te wijzigen.

De geselecteerde meeteenheid voor afstand wordt gebruikt voor:

  • Digitale snelheidsmeter in het [Reis]-menu.
  • Totale kilometerteller en dagteller.
  • Boordcomputer.
  • Huidig brandstofverbruik en geschat rijbereik.
  • Navigatie-instructies in het [Navi]-menu.
  • Cruise control.
  • Snelheidsbegrenzer.
  • Intelligent Cruise Control (ICC).
  • Weergave onderhoudsinterval.

Digitale snelheidsmeter aan-/uitzetten; (niet beschikbaar in het Verenigd Koninkrijk).

Met de functie [Dig. snelh.mtr. (mph)] of [Dig.

snelh. mtr. (km/u)] kunt u kiezen om de snelheid in km/u of mph weer te geven in de statusbalk van het voertuiginformatiedisplay in plaats van de buitentemperatuur.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Instrumentenpaneel]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om [Dig. snelh.mtr. (mph)] of [Dig. snelh.mtr (km/h)] te selecteren.

    U ziet nu de huidige instelling: [Aan] of [Uit].

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling te wijzigen.

Permanente weergavefunctie selecteren; (niet beschikbaar in het Verenigd Koninkrijk) Ukunt bepalen of het voertuiginformatiedisplay de buitentemperatuur of de snelheid in km/u permanent weergeeft.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Instrumentenpaneel]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Perm. weergave:]-functie te selecteren.

    Uzietnu de geselecteerde instelling: [Buitentemperatuur] of [Dig. snelh.mtr (km/u)].

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Lichten

Dagrijverlichting aan-/uitzetten: De dagrijverlichtingfunctie kan alleen aangezet worden terwijl de motor draait.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Verlichting]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Dagverlichting]-functie te selecteren.

    Als de [Dagverlichting]-functie aanstaat wordt de lichtkegel op het voertuiginformatiedisplay in het oranje weergegeven.

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Adaptief koplampsysteem aan-/uitzetten:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Verlichting]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Bochtverlichting]-functie te selecteren.

    Als de [Bochtverlichting]-functie aanstaat worden de lichtkegel en het -symbool op het voertuiginformatiedisplay in het oranje weergegeven.

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Als u de [Bochtverlichting]-functie aanzet, activeert u daarmee de volgende functies:

  • Snelwegmodus
  • Actieve bochtverlichting
  • Afslagverlichting
  • Mistlampen met groter bereik

Als dimlicht is ingesteld voor rijden aan de rechterkant/ linkerkant van de weg toont het voertuiginformatiedisplay het bericht [Bochtverlichting: Systeem funct.niet Niet actief bij links verkeer] of [Bochtverlichting: Systeem funct.niet Niet actief bij rechts verkeer] in plaats van de [Bochtverlichting]-functie in het [Verlichting]- submenu.

Voor meer informatie over het adaptieve koplampsysteem, zie "Adaptief koplampsysteem (alleen LED-koplampen) (indien aanwezig)" verderop in dit hoofdstuk

Dimlicht instellen voor links/rechts rijden: Deze functie is alleen beschikbaar op auto’s met adaptief koplampsysteem.

U kunt deze functie gebruiken om te schakelen tussen symmetrisch en asymmetrisch dimlicht (zie "Adaptief koplampsysteem (alleen LED-koplampen) (indien aanwezig)" verderop in dit hoofdstuk)

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Verlichting]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om [Dimlicht instelling voor:] te selecteren.

    U ziet nu de huidige instelling: [Rechts verkeer] of [Links verkeer].

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Alsudeze instelling wijzigt, vindt de omschakeling pas plaats wanneer de auto stilstaat.

Alsuhet dimlicht instelt voor rijden aan de rechterkant/ linkerkant zijn de snelwegmodus en de mistlampen met verder bereik niet beschikbaar.

Deze worden alleen uitgeschakeld als de instelling voor rijden aan de linkerkant/rechterkant tegengesteld is aan de landversie van uw auto.

Een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf kan het dimlicht instellen voor links/rechts rijden.

Helderheid van het omgevingslicht instellen:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de  -knop of de -knop om het [Verlichting]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de-knop of de -knop om [Ambiënt verlicht. Helderheid] te selecteren.

    U ziet dan de huidige instelling.

  5. Wijzig de instelling met <OK>.

    Alsudeze instelling wijzigt, vindt de omschakeling pas plaats wanneer de auto stilstaat.

  6. Druk op dem-knop of dem-knop om de helderheid in te stellen tussen [Uit] en [Stand 5] (fel).
  7. Druk op de <OK>-knop of de -knop om de instelling op te slaan.

Oriëntatieverlichting en uitschakelvertraging voor buitenverlichting aan-/uitzetten: Als u de oriëntatieverlichting hebt aangezet en de lichtschakelaar staat op <AUTO> worden de volgende functies geactiveerd als het donker is:

  • Oriëntatieverlichting: de buitenverlichting blijftgedurende ongeveer 40 seconden branden nadat de auto ontgrendeld is met de sleutel. Zodra u demotor start gaat de oriëntatieverlichting uit en wordt de automatische koplampmodus geactiveerd.
  • Uitschakelvertraging buitenverlichting: de buitenverlichting blijft gedurende ongeveer 60 seconden branden nadat de motor is afgezet. De buitenverlichting gaat 15 seconden nadat u alle portieren en de achterklep heeft gesloten uit.
  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Verlichting]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Oriëntatieverlichting]-functie te selecteren.
  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

    Als de [Oriëntatieverlichting]-functie geactiveerd is worden de lichtkegel en de zone om de auto in het oranje weergegeven op het voertuiginformatiedisplay

  6. Druk op de <OK>-knop om de instelling te bevestigen.

Uitschakelvertraging van buitenverlichting tijdelijk uitschakelen:

  1. Zet voordat u de auto verlaat de contactschakelaar op OFF.
  2. Zet de contactschakelaar op ON.

    De uitschakelvertraging van de buitenverlichting is nu uitgeschakeld.

De uitschakelvertraging van de buitenverlichting wordt de volgende keer datude auto start weer ingeschakeld.

Afhankelijk van de uitrusting van uw auto gaan de volgende lichten branden als de oriëntatieverlichting en uitschakelvertraging van de buitenverlichting aan staan:

  • Stadslichten
  • Mistlampen
  • Dimlichten
  • Dagrijverlichting
  • Oriëntatieverlichting in buitenspiegels

Uitschakelvertraging van de interieurverlichting aan-/uitzetten: Als u de [Uitschakelvertr. Interieur]-functie activeert blijft de interieurverlichting 20 seconden branden nadat u de sleutel uit het contactslot heeft gehaald.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Verlichting]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Uitschakelvertr. Interieur]-functie te selecteren.

    Als de [Uitschakelvertr. Interieur]-functie aan staat wordt het interieur van de auto in het oranje weergegeven op het voertuiginformatiedisplay

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Voertuig

Permanente snelheidsbegrenzer instellen: U kunt de permanente snelheidsbegrenzer instellen met behulp van de [Begrenzing (winterbanden)]- functie.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. . Druk op de -knop of de -knop om het [Voertuig]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Begrenzing (winterbanden)]-functie te selecteren.

    U ziet dan de huidige instelling.

  5. Druk op <OK> om te bevestigen.
  6. Druk op dem-knop of dem-knop om de permanente snelheidsbegrenzer in te stellen in stappen van tien ([240 km/h] t/m [160 km/ h]). Met[Uit] wordtde permanente snelheidsbegrenzer uitgeschakeld.
  7. Druk op de <OK>-knop of de -knop om de invoer op te slaan.

Voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer, zie "Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)" verderop in dit hoofdstuk.

Automatische portiervergrendeling aan-/ uitzetten:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Voertuig]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Automatische portiervergrendeling]-functie te selecteren.

    Als de [Automatische portiervergrendeling]- functie aanstaat worden de portieren van de auto in het oranje weergegeven op het voertuiginformatiedisplay.

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Als u de [Automatische portiervergrendeling]- functie activeertwordt de auto centraal vergrendeld zodra de snelheid boven ongeveer 15 km/u komt.

Voor meer informatie over de automatische portiervergrendeling, zie "Automatische vergrendelingsfunctie" verderop in dit hoofdstuk

Akoestische sluitmelding aan-/uitzetten: Als u de [Akoestische sluitmelding]-functie aanzet zal er een geluidssignaal klinken wanneer u de auto vergrendelt.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Voertuig]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Akoestische sluitmelding]-functie te selecteren.

    Als de [Akoestische sluitmelding] geactiveerd is wordt het -symbool op het voertuiginformatiedisplay in het oranjeweergegeven.

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Comfort

De [Spiegel inklappen bij vergrendelen]- functie aan-/uitzetten: Deze functie is alleen beschikbaar als de auto is uitgerust met elektrisch inklapbare spiegels.

Als u de [Spiegel inklappen bij vergrendelen]- functie inschakelt worden de buitenspiegels ingeklapt wanneer de auto wordt vergrendeld.

Wanneer u de auto ontgrendelt en het bestuurdersportier of voorpassagiersportier opent worden de buitenspiegels weer uitgeklapt.

Als u de [Spiegel inklappen bij vergrendelen]- functie heeft aangezet en de spiegels inklapt door op de daarvoor bestemde knop op het portier (zie "Inklappen" in hoofdstuk"3. Alvorens tegaan rijden") te drukken, worden de spiegels niet automatisch weer uitgeklapt. De buitenspiegels kunnen dan alleen uitgeklapt worden door op de knop op het portier te drukken.

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Comfort]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om de [Spiegel inklappen bij vergrendelen]-functie te selecteren.

    Als de [Spiegel inklappen bij vergrendelen]- functie geactiveerd is,worden de buitenspiegels van de auto in het oranje weergegeven op het voertuiginformatiedisplay.

  5. Druk op de <OK>-knop om de instelling op te slaan.

Fabrieksinstellingen herstellen

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Instellingen]-menu te selecteren.
  2. Druk op de -knop of de -knop om het [Fabrieksinstellingen]-submenu te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.

    Het bericht [Terugzetten van alle instellingen?] verschijnt.

  4. Druk op de -knop of de -knop om [Nee] of [Ja] te selecteren.
  5. Druk op de <OK>-knop omde keuze te bevestigen.

    Als u [Ja] hebt geselecteerd toont het voertuiginformatiedisplay een bevestiging.

Omwille van de veiligheid worden niet alle functies teruggezet: de [Begrenzing (winterbanden):]- functie van de permanente snelheidsbegrenzer kan alleen in het [Voertuig]-submenu worden ingesteld.

Als u de dagrijverlichting wilt terugzetten in het Verlichting-submenu moet u de contactschakelaar in de ACC-stand zetten.

BERICHTEN OP HET DISPLAY

Berichten worden op het voertuiginformatiedisplay getoond.

Berichten met grafische symbolen worden versimpeld in het Instructieboekje en kunnen verschillen van de symbolen op het voertuiginformatiedisplay.

Bepaalde berichten gaan vergezeld van een waarschuwingssignaal of een constant geluidssignaal.

Zodra de contactschakelaar wordt uitgezet worden alle berichten gewist, behalve de berichten met hoge prioriteit. Zodra de oorzaken van de berichten met hoge prioriteit zijn opgelost, worden deze berichten ook gewist.

Letwanneerude auto stopt en parkeert goed op de parkeeraanwijzingen (zie "Parkeren" in hoofdstuk "5. Starten en rijden").

Berichten verbergen

Druk op <OK> of de -knop om het bericht te verbergen. Het bericht is dan niet meer zichtbaar.

Berichten met hogeprioriteit worden in het rood weergegeven op het voertuiginformatiedisplay.

Sommige berichten met hoge prioriteit kunnen niet worden verborgen.

Het voertuiginformatiedisplay toont deze berichtencontinu totdat deoorzaken ervanverholpen zijn.

Berichtengeheugen

Het voertuiginformatiedisplay slaat bepaalde berichten op in het berichtengeheugen. U kunt deze berichten oproepen:

  1. Druk op de -knop of de -knop op het stuurwiel om het [Service]-menu te selecteren.

    Als er berichten zijn, geeft het voertuiginformatiedisplay bijvoorbeeld aan dat er [2 meldingen] zijn.

  2. Druk op de -knop of de -knop om deze aanduiding, bijv. [2 meldingen], te selecteren.
  3. Druk op <OK> om te bevestigen.
  4. Druk op de -knop of de -knop om door de berichten te bladeren.

Veiligheidssystemen

Probleem Mogelijke oorzaak/gevolgen en oplossingen
[nu niet beschikbaar Zie handleiding]

ABS (antiblokkeerremsysteem), BAS (remassistent), ESP (elektronische stabiliteitsregeling), ESP aanhangerstabilisatie en hellingoprijhulp zijn tijdelijk niet beschikbaar.

Het autonoom noodremsysteem (FEB) zou ook een storing kunnen hebben.

Daarbij komt dat de waarschuwingslampjes en ook zouden kunnen gaan branden op het dashboard.

Mogelijke oorzaken:

  • Zelfdiagnose is nog niet voltooid.
  • Er is wellicht onvoldoende elektrische spanning in de auto.

WAARSCHUWING Het remsysteem blijft normaal werken, maar wel zonder de bovenstaande functies. De wielen zouden daardoor kunnen blokkeren, als u bijvoorbeeld hard remt.

De stuur- en remeigenschappen van de auto kunnen ook ernstig getroffen worden. De remweg kan langer zijn bij een noodstop.

Als de elektronische stabiliteitsregeling (ESP) niet werkt, kan dit systeem de auto niet stabiliseren. Er bestaat dan een grotere kans dat de auto slipt en daardoor een ongeval veroorzaakt.

Rijd voorzichtig op een recht stuk weg enmaak kleine stuurbewegingen bij een snelheid van boven 20 km/u. Als het bericht verschijnt zijn de bovenstaande functies weer beschikbaar.

Rijd als het bericht niet verdwijnt voorzichtig verder en ga bij een INFINITI-centrum of erkend garagebedrijf langs. 

[funct. niet Zie handleiding]

ABS (antiblokkeerremsysteem), BAS (remassistent), ESP (elektronische stabiliteitsregeling), ESP aanhangerstabilisatie en hellingoprijhulp zijn tijdelijk niet beschikbaar door een storing.

Het autonoom noodremsysteem (FEB) zou ook een storing kunnen hebben.

Daarbij komt dat de waarschuwingslampjes en ook zouden kunnen gaan branden op het dashboard.

WAARSCHUWING Het remsysteem blijft normaal werken, maar wel zonder de bovenstaande functies. De wielen zouden daardoor kunnen blokkeren, als u bijvoorbeeld hard remt.

De stuur- en remeigenschappen van de auto kunnen ook ernstig getroffen worden. De remweg kan langer zijn bij een noodstop.

Als de elektronische stabiliteitsregeling (ESP) niet werkt, kan dit systeem de auto niet stabiliseren. Er bestaat dan een grotere kans dat de auto slipt en daardoor een ongeval veroorzaakt.

Rijd voorzichtig en ga direct langs bij een INFINITI-centrum of erkend garagebedrijf.

[nu niet beschikbaar Zie handleiding]

BAS (remassistent), ESP (elektronische stabiliteitsregeling), ESP aanhangerstabilisatie en hellingoprijhulp zijn tijdelijk niet beschikbaar.

Het autonoom noodremsysteem (FEB) zou ook een storing kunnen hebben.

Daarbij komt dat de waarschuwingslampjes en ook zouden kunnen gaan branden op het dashboard.

De zelfdiagnose zou bijvoorbeeld nog niet voltooid kunnen zijn.

WAARSCHUWING Het remsysteem blijft normaal werken, maar wel zonder de bovenstaande functies.

De remweg kan langer zijn bij een noodstop.

Als de elektronische stabiliteitsregeling (ESP) niet werkt, kan dit systeem de auto niet stabiliseren. Er bestaat dan een grotere kans dat de auto slipt en daardoor een ongeval veroorzaakt.

Rijd voorzichtig op een recht stuk weg enmaak kleine stuurbewegingen bij een snelheid van boven 20 km/u. Als het bericht verschijnt zijn de bovenstaande functies weer beschikbaar.

Rijd als het bericht niet verdwijnt voorzichtig verder en ga bij een INFINITI-centrum of erkend garagebedrijf langs.

[funct. niet Zie handleiding]

BAS (remassistent), ESP (elektronische stabiliteitsregeling), ESP aanhangerstabilisatie en hellingoprijhulp zijn tijdelijk niet beschikbaar door een storing.

Het autonoom noodremsysteem (FEB) zou ook een storing kunnen hebben.

Daarbij komt dat de waarschuwingslampjes en ook zouden kunnen gaan branden op het dashboard.

WAARSCHUWING Het remsysteem blijft normaal werken, maar wel zonder de bovenstaande functies.

De remweg kan langer zijn bij een noodstop.

Als de elektronische stabiliteitsregeling (ESP) niet werkt, kan dit systeem de auto niet stabiliseren. Er bestaat dan een grotere kans dat de auto slipt en daardoor een ongeval veroorzaakt.

Rijd voorzichtig verder en ga bij een INFINITI-centrum of erkend garagebedrijf langs.

[funct. niet Zie handleiding]

EBD (elektronische remkrachtverdeling), ABS (antiblokkeerremsysteem), BAS (remassistent), ESP (elektronische stabiliteitsregeling), ESP aanhangerstabilisatie en hellingoprijhulp zijn tijdelijk niet beschikbaar door een storing.

Het autonoom noodremsysteem (FEB) zou ook een storing kunnen hebben.

Er klinkt een waarschuwingssignaal.

Daarbij komt dat de waarschuwingslampjes en ook zouden kunnen gaan branden op het dashboard.

WAARSCHUWING Het remsysteem blijft normaal werken, maar wel zonder de bovenstaande functies. De voor- en achterwielen zouden daarom kunnen blokkeren, als u bijvoorbeeld hard remt.

De stuur- en remeigenschappen van de auto kunnen ook ernstig getroffen worden. De remweg kan langer zijn bij een noodstop.

Als de elektronische stabiliteitsregeling (ESP) niet werkt, kan dit systeem de auto niet stabiliseren. Er bestaat dan een grotere kans dat de auto slipt en daardoor een ongeval veroorzaakt.

Rijd voorzichtig en ga direct langs bij een INFINITI-centrum of erkend garagebedrijf.

[Parkeerrem Om te ontgrendelen contact AAN] Het rode -controlelampje gaat branden.

U hebt geprobeerd om de elektrische parkeerrem vrij te geven terwijl het contact uitstond.

Sleutel: zet de sleutel in de ON-stand in de contactschakelaar Intelligent Key: zet het contact aan

[Parkeerrem ontgrendelen] Het rode -controlelampje gaat knipperen en er klinkt een waarschuwingssignaal. Er wordt niet voldaan aan een voorwaarde voor automatische ontgrendeling van de elektrische parkeerrem (zie "Automatisch vrijgeven" in hoofdstuk "3. Alvorens te gaan rijden").

U rijdt met de elektrische parkeerrem geactiveerd.

Ontgrendel de elektrische parkeerremhandmatig.

Het rode -controlelampje gaat knipperen en er klinkt een waarschuwingssignaal.

Umaakt een noodstop met de elektrische parkeerrem (zie "Noodrem" in hoofdstuk "3. Alvorens te gaan rijden")

[Parkeerrem zie handleiding]

Het gele waarschuwingslampje gaat branden.

Er is een storing in de elektrische parkeerrem.

Activeren:

  1. Zet het contact uit.
  2. Druk tenminste tien seconden op de hendel van de elektrische parkeerrem.
  3. Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak: selecteer de eerste versnelling.
  4. Auto’s met automatische versnellingsbak: druk op de knop voor de P-stand (parkeren).
  5. Neem contact op met een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf.

Het gele waarschuwingslampje en het rode -controlelampje branden.

Er is een storing in de elektrische parkeerrem.

Ontgrendelen:

  1. Zet het contact uit en weer aan.
  2. Ontgrendel de elektrische parkeerrem handmatig.

    of

  3. Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak (automatische noodontgrendeling): steek de veiligheidsgordel in de gesp en accelereer iets meer bij het optrekken.
  4. Auto’s met automatische versnellingsbak: ontgrendel de elektrische parkeerrem automatisch (zie "Automatisch vrijgeven" in hoofdstuk "3. Alvorens te gaan rijden").

Als de elektrische parkeerrem nog steeds niet ontgrendeld kan worden: rijd NIET verder en neem contact op met een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf.

 

Het gele waarschuwingslampje brandt. Het rode -controlelampje knippert.

Er is een storing in de elektrische parkeerrem.

Ontgrendelen:

  1. Zet het contact uit en weer aan.
  2. Ontgrendel de elektrische parkeerrem handmatig.

    of

Activeren:

  1. Zet het contact uit en weer aan.
  2. Activeer de elektrische parkeerrem handmatig.

Als het rode - controlelampje blijft knipperen:

  1. Rijd NIET door
  2. Beveilig de auto zodat deze niet weg kan rollen.
  3. Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak: selecteer de eerste versnelling
  4. Auto’s met automatische versnellingsbak: druk op de knop voor de P-stand (parkeren).
  5. Draai de voorwielen naar de stoeprand.

    Neem contact op met een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf.

Het gele waarschuwingslampje brandt. Het rode -controlelampje knippert ongeveer tien seconden nadat de elektrische parkeerrem geactiveerd of ontgrendeld is. Het gaat dan uit of blijft branden.

Er is een storing in de elektrische parkeerrem.

Activeren:

  1. Zet het contact uit en weer aan.
  2. Activeer de elektrische parkeerrem handmatig.

Als de elektrische parkeerrem niet geactiveerd kan worden:

  1. Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak: selecteer de eerste versnelling
  2. Auto’s met automatische versnellingsbak: druk op de knop voor de P-stand (parkeren).

Neem contact op met een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf.

Als de elektrische parkeerrem niet ontgrendeld kan worden:

  1. Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak (automatische noodontgrendeling): steek de veiligheidsgordel in de gesp en accelereer iets meer bij het optrekken.
  2. Auto’s met automatische versnellingsbak: ontgrendel de elektrische parkeerrem automatisch (zie "Automatisch vrijgeven" in hoofdstuk "3. Alvorens te gaan rijden").

Ga als de elektrische parkeerrem nog steeds niet ontgrendeld kan worden bij een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf langs.

Het gele waarschuwingslampje brandt. Als u de elektrische parkeerrem handmatig activeert of ontgrendelt gaat het rode -controlelampje knipperen.

Er is een storing in de elektrische parkeerrem. Als de elektrische parkeerrem niet handmatig geactiveerd kan worden: Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak: zet het contact uit. De elektrische parkeerrem wordt automatisch geactiveerd.

of Maak de veiligheidsgordel vast en accelereer iets meer dan normaal bij het optrekken.

Auto’s met automatische versnellingsbak: druk op de P-knop (parkeren) als de elektrische parkeerrem niet automatisch geactiveerd wordt.

Ga bij een INFINITI-centrumof een erkend garagebedrijf langs.

Laat als u de elektrische parkeerremniet wilt activeren de contactschakelaar aan, bijv. wanneer de auto gewassen wordt in een wasstraat of wanneer de auto gesleept wordt.

[Parkeerrem functioneert niet]

Het gele waarschuwingslampje brandt. Het rode -controlelampje knippert ongeveer tien seconden nadat de elektrische parkeerrem geactiveerd of ontgrendeld is. Het gaat dan uit of blijft branden.

Er is een storing in de elektrische parkeerrem, bijvoorbeeld door overspanning of onderspanning.

  1. Verhelp het probleem van overspanning of onderspanning, bijvoorbeeld door de accu op te laden of de motor te herstarten.
  2. Activeer of ontgrendel de elektrische parkeerrem.

Als de elektrische parkeerrem nog steeds niet geactiveerd of ontgrendeld kan worden:

  1. Zet het contact uit en weer aan.
  2. Activeer of ontgrendel de elektrische parkeerrem handmatig.

Ga als de elektrische parkeerrem nog steeds niet geactiveerd of ontgrendeld kan worden bij een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf langs.

Het gele waarschuwingslampje brandt. Het rode -controlelampje knippert.

Als de elektrische parkeerrem niet handmatig geactiveerd kan worden:

  1. Auto’s met handgeschakelde versnellingsbak: selecteer de eerste versnelling
  2. Auto’s met automatische versnellingsbak: druk op de knop voor de P-stand (parkeren).

Neem contact op met een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf.

[Direct remmen]

Er klinkt wellicht ook een geluidssignaal met regelmatige intervallen. Als u tracht de auto te vergrendelen wordt het signaal luider.

U kunt de motor dan niet starten.

  1. Let op het verkeer en trap het rempedaal direct stevig in en houdt ingetrapt totdat het bericht van het display verdwijnt.
  2. Beveilig de auto zodat deze niet weg kan rollen.

    U kunt de motor nu herstarten.

[Remvloeistofpeil controleren]

Er is onvoldoende remvloeistof in het remvloeistofreservoir.

Daarbij komt dat het rode -waarschuwingslampje gaat branden op het dashboard en er klinkt een waarschuwingssignaal.

WAARSCHUWING De remefficiëntie zal nu wellicht aangetast zijn.

Er bestaat een kans op een ongeval.

  1. Stop de auto langs de kant van de weg zodra dat veilig kan, en let hierbij op de weg en het verkeer. Rijd in geen geval verder.
  2. Beveilig de auto zodat deze niet weg kan rollen.
  3. Neem contact op met een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf
  4. Vul geen remvloeistof bij. Hierdoor wordt het probleem niet opgelost.
[Remblokslijtage] De remblokken/-voeringen hebben hun slijtagelimiet bereikt.

Ga bij een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf langs.

[Nood remsyst. nu niet beschikbaar zie handleiding]

Het autonoom noodremsysteem functioneert tijdelijk niet.

Mogelijke oorzaken:

  • Het radarsensorsysteem functioneert tijdelijk niet door bijvoorbeeld elektromagnetische straling van TV- of radiomasten in de buurt of andere bronnen van elektromagnetische straling.
  • De bedrijfstemperatuur van het systeem ligt buiten het toegestane bereik.
  • De elektrische spanning in de auto is te laag.

Zodra de bovenstaande oorzaken zijn verholpen gaat het bericht op het display uit.

Het autonoom noodremsysteem functioneert weer.

Als het bericht op het display niet verdwijnt:

  1. Stop de auto langs de kant van de weg zodra dat veilig kan, en let hierbij op de weg en het verkeer.
  2. Beveilig de auto zodat deze niet weg kan rollen.
  3. Start de motor opnieuw.
[Nood remsyst. functioneert niet] Het autonoom noodremsysteem functioneert tijdelijk niet door een storing.

Ga bij een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf langs.

[Radarsensor zie handleiding]

Tenminste een van de volgende rijhulpsystemen of veiligheidssystemen zijn tijdelijke beperkt of functioneren tijdelijk niet:

  • Autonoom noodremsysteem
  • Intelligent Cruise Control

Mogelijke oorzaken:

  • De sensoren in de radiatorkap en/of in de bumpers zijn vervuild.
  • De werking van het rijhulpsysteem en/of het veiligheidssysteemwordt verhinderd door hevige regenval of sneeuw.

Er zal ook een waarschuwingssignaal klinken.

Zodra de bovenstaande oorzaken zijn verholpen gaat het bericht op het display uit. Alle rijhulpsystemen/veiligheidssystemen functioneren weer.

Als het bericht op het display niet verdwijnt:

  1. Stop de auto langs de kant van de weg zodra dat veilig kan, en let hierbij op de weg en het verkeer
  2. Beveilig de auto zodat deze niet weg kan rollen.
  3. Zet de motor uit.
  4. Maak de sensoren schoon (zie "Parkeersensorsysteem (indien aanwezig)" in hoofdstuk "5. Starten en rijden") op de volgende plaatsen:
  • In de radiatorkap
  • In de voorbumper
  • In de achterbumper, vooral in het midden van de achterbumper.
  1. Start de motor opnieuw.

    Het bericht op het display verdwijnt.

Als dit symbool op het voertuiginformatiedisplay verschijnt is er achterin een tongplaat van een veiligheidsgordel in een gesp gestoken.

Voor meer informatie over de statusindicator voor de veiligheidsgordels achterin, zie "Veiligheidswaarschuwingen" in hoofdstuk "1. Veiligheid — stoelen, veiligheidsgordels en aanvullend veiligheidssysteem".

Als dit symbool op het voertuiginformatiedisplay verschijnt is er achterin een van de tongplaten van een veiligheidsgordel niet in een gesp gestoken.

WAARSCHUWING Een veiligheidsgordel die niet op juiste manier in de gesp is vastgeklikt kan niet de bedoelde mate van bescherming bieden.

Hierdoor bestaat er een grotere kans op letsel.

Vraag de inzittenden achter zo nodig om hun veiligheidsgordels vast te maken.

Voor meer informatie over de statusindicator voor de veiligheidsgordels achterin, zie "Veiligheidswaarschuwingen" in hoofdstuk "1. Veiligheid — stoelen, veiligheidsgordels en aanvullend veiligheidssysteem".

[Veiligheidssysteem Storing Werkplaats opzoeken]

Het veiligheidssysteemheeft een storing. Het -waarschuwingslampje gaat ook branden op het dashboard.

WAARSCHUWING De airbags of gordelspanners kunnen onbedoeld worden opgeblazen of juist niet opgeblazen worden bij een ongeval.

Hierdoor bestaat er een grotere kans op letsel.

Ga bij een INFINITI-centrum of een erkend garagebedrijf langs.

Voor meer informatie over het veiligheidssysteem, zie "Aanvullend veiligheidssysteem (SRS)" in hoofdstuk "1. Veiligheid — stoelen, veiligheidsgordels en aanvullend veiligheidssysteem".

[Voorpass.-airbag uitgeschakeld zie handleiding]

De voorpassagiersairbag wordt uitgeschakeld tijdens de reis, ook al zit er een volwassene of een persoon met volwassen postuur op de voorpassagiersstoel.

Als er daarbij nog meer krachten op de stoel wor

    Geluidssignalen

    Waarschuwingszoemer parkeerrem Er zal een zoemer klinken als u wegrijdt terwijl de parkeerrem niet is vrijgegeven. Breng de auto tot stilstand en geef de parkeerrem vrij. Waarschuwingssignaal voor ...

    Schakelaars koplampen en richtingaanwijzers

    ...

    Zie ook:

    Hyundai i30 Instructieboekje (2016-2024). Hoofdsteunen achterstoelen
    Elke achterstoel is voor de veiligheid en het comfort van de passagier voorzien van een hoofdsteun. Afstellen van de hoogte De hoofdsteun hoger afstellen: 1. Trek hem omhoog om hem in de ...

    Infiniti Q30 (H15) Instructieboekje (2016-2019). Gevarendriehoek (indien aanwezig)
    Gevarendriehoek verwijderen en terugplaatsen Verwijderen: Open de achterklep en trek de vloer van de bagageruimte omhoog. Druk de klemmetjes op de beugel naar achteren om de gevarendrieh ...

    Instructieboekje