Voorzichtig Bij wijzigingen aan het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) door anderen dan medewerkers van een erkende werkplaats kan de bevoegdheid tot gebruik van het systeem nietig worden. |
Het bandenspanningscontrolesysteem controleert vanaf een bepaalde snelheid eenmaal per minuut de bandenspanning in alle vier de banden.
Voorzichtig Het bandenspanningscontrolesysteem waarschuwt alleen bij een te lage bandenspanning en treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder. Alle wielen moeten zijn voorzien van een druksensor en de banden moeten de voorgeschreven bandenspanning hebben. |
U kunt de actuele bandenspanningswaarden bekijken op het Driver Information Center.
Ga als volgt naar het overzicht bandenspanningswaarden:
De systeemstatus en bandenspanningswaarschuwingen herkent u als bericht waarbij de desbetreffende band knippert op het Driver Information Center. Bij het detecteren van een te lage bandenspanning brandt controlelampje .
Let op In landen waar het bandenspanningscontrolesysteem wettelijk vereist is, wordt de typegoedkeuring van het voertuig bij het gebruik van wielen zonder druksensoren nietig.
Als oplicht, stop dan bij de eerstvolgende gelegenheid en breng de banden op de aanbevolen spanningswaarden.
Na het op spanning brengen moet u wellicht een stukje rijden om de bandenspanningswaarden op Driver Information Center bij te werken. Hierbij kan oplichten.
Als bij lagere temperaturen oplicht en na een stukje rijden dooft, kan dit voortijdig duiden op een te lage bandenspanning.
Bandenspanning controleren.
Schakel het contact uit wanneer de bandenspanning moet worden verhoogd of verlaagd.
Winterbanden of aanvullende wielsets moeten zijn voorzien van sensoren, omdat het systeem anders niet werkt en controlelamp ononderbroken brandt.
De storingslamp van het bandenspanningscontrolesysteem is gecombineerd met het controlelampje bandenspanning te laag. Als het systeem een defect detecteert, knippert ongeveer 1 minuut en blijft dan ononderbroken branden. Voor de duur van de storing wordt deze reeks bij elke keer opnieuw starten doorlopen.
Wanneer de storingslamp brandt, is het systeem wellicht niet naar behoren in staat om een te lage bandenspanning te detecteren of te signaleren.
Er kunnen diverse redenen zijn voor storingen in het bandenspanningscontrolesysteem, zoals het monteren van vervangende of andere banden of wielen op de auto waardoor het bandenspanningscontrolesysteem niet goed werkt. Controleer na het vervangen van een of meer banden of wielen op uw auto altijd de controlelamp van het bandenspanningscontrolesysteem, opdat het bandenspanningscontrolesysteem ook met de vervangende of andere banden en wielen goed werkt.
Een tijdelijk reservewiel is niet uitgerust met een druksensor. Het bandenspanningscontrolesysteem werkt niet op deze wielen. De controlelamp brandt. Voor de overige drie wielen blijft het systeem werken.
Een volwaardig reservewiel is uitgerust met een druksensor. Het systeem herkent het nieuwe wiel onderweg automatisch.
Voorzichtig Gebruik van in de handel verkrijgbare vloeibare bandenreparatiesets kan de werking van het systeem nadelig beïnvloeden. Gebruik door de fabriek goedgekeurde bandenreparatiesets. |
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de informatie op het etiket van de band of in de tabel bandenspanningswaarden aan op de belading van de auto en selecteer de betreffende instelling op de pagina Bandenbelasting in het menu Instellingen op het Driver Information Center.
De beschikbare instellingen zijn: Licht: voor een comfortabele spanning totinzittenden Eco: voor een Eco-spanning totinzittenden Max: voor volledige belading Als de bandenspanningswaarden en Bandenbelasting niet overeenkomen, kan de controlelamp bandenspanning een te lage bandenspanning aangeven.
Automatisch inleren
Elk bandenspanningscontrolesysteem heeft een unieke identificatiecode.
Na het omwisselen van de banden of het vervangen van een of meerdere sensoren moet de identificatiecode aan een nieuwe positie van de band/het wiel worden gekoppeld.
Nadat de wielen zijn vervangen moet de auto ca. 20 minuten blijven stilstaan alvorens het systeem een herberekening uitvoert. Het daaropvolgende inleerproces duurt 10 minuten bij een minimale rijsnelheid van 20 km/u. In dit geval kan verschijnen of u ziet wisselende spanningswaarden op het Driver Information Center.
Als er tijdens het inleren problemen optreden, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het Driver Information Center.
Afhankelijkheid van temperatuur
De bandenspanning hangt af van de temperatuur van de band. Onderweg lopen de temperatuur en de spanning van de band op. De bandenspanningswaarde die u op het Driver Information Centre ziet, is de daadwerkelijke bandenspanning. Daarom is het belangrijk de bandenspanning bij koude banden te controleren.
Conditie van banden en velgen Zo langzaam mogelijk en onder een rechte hoek over obstakels. Het rijden over scherpe randen kan schade aan banden en velgen tot gevolg hebben. Banden niet tegen de ...
Regelmatig de profieldiepte controleren. Om veiligheidsredenen de banden te vervangen wanneer een profieldiepte van 2-3 mm (4 mm voor winterbanden) is bereikt. Om veiligheidsredenen mag het vers ...
Škoda Rapid (NH) Instructieboekje (2012-2019). Zitplaatsen achterin
Rugleuningen
Afb. 69 Rugleuning neerklappen / paraatheidsstand van de veiligheidsgordel
Alvorens de rugleuningen naar voren te klappen de voorstoelen zodanig
verstellen,
dat deze door de ne ...
Hyundai i30 Instructieboekje (2016-2024). iPod
(1)Herhalen
Druk op de toets [1] om het herhalen
in en uit te schakelen.
(2)Willekeurige volgorde
Druk op de toets [2] om het afspelen
in willekeurige volgorde in en uit te
schakelen.
(3) ...