Instructieboekje aandachtig

Opel Ampera Instructieboekje (2011-2016): Waarschuwingslampen, meters en controlelampen

Opel Ampera Instructieboekje (2011-2016) / Instrumenten en bedieningsorganen / Waarschuwingslampen, meters en controlelampen

Snelheidsmeter

Snelheidsmeter

Aanduiding van de rijsnelheid.

De weergegeven maateenheid kan in het Driver Information Center (DIC) worden gewijzigd.

Kilometerteller

Kilometerteller

Geeft de gemeten afstand aan.

De weergegeven maateenheid kan in het Driver Information Center (DIC) worden gewijzigd.

Dagteller

Dagteller

Geeft de gemeten afstand weer sinds de laatste reset.

Reset de dagteller door de toets SELECT op het bedieningspaneel van het Driver Information Center (DIC) ingedrukt te houden als trip A of trip B verschijnt.

De dagteller bevindt zich op het DIC.

Brandstofmeter

Brandstofmeter

Toont het brandstofpeil in de tank en de actieradius van de brandstof.

Tank nooit leegrijden.

Door brandstofresten in de tank kan de hoeveelheid brandstof die kan worden bijgetankt kleiner zijn dan de gespecificeerde tankinhoud.

Verlengingsmodus actieradius.

Accumeter

Accumeter

Toont het oplaadniveau en de actieradius van de hoogspanningsaccu.

Elektrische modus.

Efficiencymeter

Efficiencymeter

Deze meter is een handleiding voor efficiënt rijden door de bal groen en in het midden van de meter te houden.

De bladeren draaien niet meer als de auto stopt of als de bal van het midden van de meter af gaat.

Onzuinig accelereren blijkt als het rondje geel wordt en zich boven het midden van de meter beweegt.

Agressief remmen blijkt als het rondje geel wordt en zich onder het midden van de meter beweegt.

Zuinig rijden.

Afhankelijk van de instelling kan deze meter worden verborgen en worden vervangen door de brandstofmeter of de accumeter.

Driver Information Centre (DIC).

Actieradius totaal

Actieradius totaal

Toont de actieradius totaal als combinatie van de elektrische en de brandstofactieradius.

Zuinig rijden.

Service-display

Het controlesysteem oliekwaliteit toont het percentage van de resterende levensduur van de olie.

Afhankelijk van de rijomstandigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie en het oliefilter aanzienlijk variëren.

Bij het verversen van de olie moet het systeem altijd worden teruggezet om goed te kunnen werken. De hulp van een werkplaats inroepen.

Wanneer het systeem heeft berekend dat de gebruiksduur van de motorolie is verstreken, verschijnt Motorolie spoedig verversen op het Driver Information Centre. Laat de motorolie en het filter binnen 1000 km door een werkplaats verversen/vervangen.

Driver Information Centre Service-informatie.

Controlelampen

De beschreven controlelampen zijn niet in alle auto's aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentuitvoeringen.

Afhankelijk van de uitrusting kan de plaats van de controlelampjes variëren. Bij het inschakelen van de ontsteking lichten de meeste controlelampen korte tijd op bij wijze van functietest.

Betekenis kleuren controlelampen:

Rood = gevaar, belangrijke herinnering
Geel = waarschuwing, aanwijzing, storing
Groen = inschakelbevestiging
Blauw = inschakelbevestiging
Wit = inschakelbevestiging

Controlelampen in de instrumentengroep

Controlelampen in de instrumentengroep

Controlelampen in de dakconsole

Controlelampen in de dakconsole

Richtingaanwijzer

brandt of knippert groen.

Knippert

Controlelamp knippert bij ingeschakelde richtingaanwijzer of alarmknipperlichten.

Knippert snel: storing in een richtingaanwijzer of de bijbehorende zekering.

Vervangen van lampen.

Zekeringen.

Richtingaanwijzers.

Gordelverklikker

Gordelverklikker op de voorstoelen

van de bestuurdersstoel brandt of knippert rood.

van de passagiersstoel voorin brandt of knippert rood wanneer de stoel bezet is.

Als er een voorwerp op de stoel wordt gelegd, kan de gordelverklikker van de passagiersstoel ook gaan branden.

Brandt Brandt nadat de waarschuwingslampen voor de betreffende voorstoel enige tijd hebben geknipperd, totdat de veiligheidsgordel is omgedaan.

Knippert Tot een bepaalde tijd nadat het contact is ingeschakeld.

Gordelstatus op de achterbank

knippert of brandt.

Brandt Na het starten van de motor gedurende minimaal 35 seconden totdat de veiligheidsgordel is vastgemaakt.

Na het omdoen van de passagiersveiligheidsgordels wordt de bijbehorende veiligheidsgordellamp groen.

Knippert Als een passagier op de tweede rij onderweg zijn/haar veiligheidsgordel weer losmaakt, knippert het bijbehorende veiligheidsgordelsymbool enkele seconden rood en kan er een geluidssignaal klinken.

Veiligheidsgordel omdoen.

Airbag en gordelspanners

brandt rood.

Bij het starten van de auto brandt de controlelamp enkele seconden.

Brandt deze niet, dooft deze niet na een paar seconden of licht deze tijdens het rijden op, dan is er een storing in het airbagsysteem. De hulp van een werkplaats inroepen. De airbags en gordelspanners gaan mogelijkerwijs niet af tijdens een ongeval.

Bij een eventueel probleem met het airbagsysteem kan er ook een bericht op het Driver Information Center (DIC) verschijnen.

Geactiveerde gordelspanners of airbags worden aangeduid door aanhoudend branden van .

Waarschuwing Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.

Gordelspanners, airbagsysteem,.

Driver Information Centre (DIC).

Airbag-deactivering

brandt geel.

De front- en knieairbags voor de passagier voorin worden geactiveerd.

brandt geel.

De front- en knieairbags voor de passagier voorin worden gedeactiveerd.

Gevaar Kans op dodelijk letsel voor een kind in een kinderzitje op de passagiersstoel met geactiveerde front- en knieairbag. Kans op dodelijk letsel voor een volwassene op de passagiersstoel met gedeactiveerde front- en knieairbag.

Als beide statusindicatielampjes na een paar seconden aan blijven of als er helemaal geen lampjes branden, is er wellicht een probleem met de verlichting of de deactiveringsschakelaar van de airbag. De hulp van een werkplaats inroepen.

Laadsysteem

brandt rood.

Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.

Lamp blijft aan of licht onderweg op

  1. Zo spoedig mogelijk de verkeersstroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers te hinderen.
  2. Stop, schakel de ontsteking uit.
  3. De hulp van een werkplaats inroepen.

Bij rijden met dit lampje aan kan de 12 V-accu ontladen raken.

Storingsindicatielamp

brandt of knippert geel.

Brandt alleen in de onderhoudsmodus

Brandt ter controle of de modus alleen- onderhoud werkt. Raadpleeg een werkplaats als een storing wordt vastgesteld.

Aan/Uit-knop.

Brandt als het contact aan is

Storing in het uitlaatgasreinigingssysteem.

De toegestane emissiewaarden worden mogelijk overschreden.

Zo kunt u wellicht een storing in het emissiesysteem verhelpen:

  • Controleer of de brandstofdop goed aangebracht is.
  • Controleer of de brandstof van goede kwaliteit is.

Raadpleeg onmiddellijk een werkplaats als de lamp in geen van de bovenstaande gevallen dooft.

Knippert als het contact aan is

De motor slaat over. Laat het gaspedaal los, matig uw snelheid en/of vermijd steile hellingen totdat het knipperen stopt.

Als het lampje blijft knipperen:

  1. Zo spoedig mogelijk de verkeersstroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers te hinderen.
  2. Stop, schakel de ontsteking uit.
  3. Wacht ten minste 10 seconden en schakel het contact weer in.

Raadpleeg een werkplaats als de lamp nog steeds blijft knipperen.

Remsysteem

brandt rood.

Brandt nadat het contact is ingeschakeld.

Het remvloeistofpeil is te laag of er is een ander probleem met het remsysteem.

Remvloeistofpeil.

Waarschuwing Stoppen. De auto meteen stilzetten. De hulp van een werkplaats inroepen.

Elektrische handrem

brandt of knippert rood.

Brandt

Elektrische handrem is aangetrokken.

Knippert

Als na het loszetten van de handrem of onderweg knippert, moet u niet verder rijden en onmiddellijk een werkplaats raadplegen.

Elektrische handrem defect

brandt geel.

Brandt

Elektrische handrem werkt niet optimaal.

Waarschuwing Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.

Er kan een foutmelding op het Driver Information Center verschijnen.

Driver Information Centre (DIC).

Antiblokkeersysteem (ABS)

brandt geel.

Brandt na het inschakelen van de ontsteking enkele seconden. Het systeem is na het doven van de controlelamp klaar voor gebruik.

Als de controlelamp na enkele seconden niet dooft of als deze tijdens de rit gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem blijft normaal werken, maar zonder ABS-regeling.

Probeer het systeem te resetten.

Reset het systeem als volgt:

  1. Zo spoedig mogelijk de verkeersstroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers te hinderen.
  2. Zet de auto in P.
  3. Schakel het contact uit.
  4. Start de auto opnieuw.

Raadpleeg een werkplaats als de ABS-controlelamp na het resetten van het systeem blijft branden of onderweg weer oplicht.

Antiblokkeersysteem.

Als de waarschuwingslampen van het ABS en het reguliere remsysteem gaan branden, is er wellicht een probleem met het remsysteem en het antiblokkeersysteem.

Laat de auto wegslepen naar de werkplaats.

Slepen.

Antiblokkeersysteem.

Als de waarschuwingslampen van het ABS en het reguliere remsysteem gaan branden, is er wellicht een probleem met het remsysteem en het antiblokkeersysteem.

Laat de auto wegslepen naar de werkplaats.

Slepen.

SPORT-modus

Sport licht op als de SPORT-modus wordt geselecteerd.

SPORT-modus.

Bergmodus

Berg licht op als de bergmodus wordt geselecteerd.

Bergmodus.

Hold-modus

Stilhouden licht op als de hold-modus wordt geselecteerd.

Hold-modus.

Lane Departure Warning

brandt groen of knippert geel.

Brandt groen

Het systeem wordt ingeschakeld en is gebruiksklaar.

Knippert geel

Het systeem herkent een onbedoelde verandering van rijstrook.

Lane Departure Warning.

Elektronische stabiliteitsregeling UIT

brandt geel.

Het systeem wordt gedeactiveerd.

Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem

brandt of knippert geel.

Brandt Er zit een storing in het systeem. Verder rijden is mogelijk. De rijstabiliteit kan echter afhankelijk van de staat van het wegdek verslechteren.

Oorzaak van de storing onmiddellijk door een werkplaats laten verhelpen.

Knippert Het systeem is actief en helpt de bestuurder bij het goed besturen van de auto onder lastige omstandigheden.

Elektronische stabiliteitsregeling (ESC), Traction Control-systeem.

Traction Control-systeem UIT

brandt geel.

Het systeem wordt gedeactiveerd.

Koelvloeistoftemperatuur

brandt rood.

Brandt als de auto een probleem met het koelvloeistofsysteem heeft.

Bij het oplichten van de controlelamp klinkt er een waarschuwingszoemer.

Voorzichtig Als de koelvloeistoftemperatuur te hoog is, moet u stoppen en het contact uitschakelen. Gevaar voor motor. Controleer het koelvloeistofpeil. Raadpleeg uw werkplaats als de controlelamp aan blijft.

Bandenspanningscontrolesysteem

brandt of knippert geel.

Brandt De spanning van een of meerdere banden is aanzienlijk te laag. Meteen stoppen en bandenspanning controleren.

Knippert Storing in het systeem. Na ong.

1 minuut brandt de controlelamp continu.

De hulp van een werkplaats inroepen.

Motoroliedruk

brandt rood.

Brandt korte tijd als de auto wordt gestart.

Voorzichtig Bij niet regelmatig controleren van de motorolie of een te laag motoroliepeil kan de motor beschadigd raken. Controleer het oliepeil zo spoedig mogelijk. Voeg zo nodig olie bij, maar roep als de olie op peil is en de oliedruk nog steeds laag is de hulp van een werkplaats in. Houd u voor het verversen van motorolie altijd aan het onderhoudsschema.

 

Voorzichtig Motorsmering wordt mogelijk onderbroken. Dit kan aanleiding geven tot motorschade en/of tot het blokkeren van de aandrijfwielen.
  1. Zo spoedig mogelijk de verkeersstroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers te hinderen.
  2. Zet de keuzehendel op N.
  3. Schakel de ontsteking uit.

Controleer het oliepeil voordat u de hulp van een werkplaats inroept.

Te laag brandstofpeil

brandt als het brandstofpeil te laag is.

Startbeveiliging

brandt geel.

Storing in de startbeveiliging. De motor kan niet worden gestart.

De hulp van een werkplaats inroepen.

Voertuig gereed

brandt als de auto gereed voor rijden is.

Rijverlichting

brandt groen.

De rijverlichting is ingeschakeld.

Grootlicht

brandt blauw.

Brandt bij ingeschakeld grootlicht en bij lichtsignaal.

Mistachterlicht

brandt geel.

Het mistachterlicht is ingeschakeld.

Cruise control

brandt wit of groen.

Brandt wit Het systeem is ingeschakeld.

Brandt groen Een bepaalde snelheid wordt opgeslagen.

Cruise control.

Voorligger gedetecteerd

brandt groen of geel.

Brandt groen Er is een voorligger gedetecteerd.

Brandt geel Er is te weinig afstand tot de voorligger.

Frontaanrijdingswaarschuwing.

Portier open

Portier open

Als een portier, de motorkap of de achterklep wordt geopend, licht er een lampje op.

Ook verschijnt er elke keer bij het openen van de motorkap of de achterklep een plaatje op het Driver Information Center (DIC).

Driver Information Centre (DIC).

    Bedieningsorganen

    Stuurwielverstelling Hendel omlaagbewegen, stuurwiel instellen, hendel omhoogbewegen en vergrendelen. Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande auto en ontgrendeld stuurslot verstellen. Stuurbe ...

    Informatiedisplays

    Driver Information Center Het display van het Driver Information Centre (DIC) is ondergebracht in de instrumentengroep. Het DIC toont informatie over de auto. Bij het vaststellen van een prob ...

    Zie ook:

    Infiniti Q30 (H15) Instructieboekje (2016-2019). De ECO stop/start-functie aan-/uitzetten
    Uitzetten: druk op de ECO-knop 1 . Het controlelampje 2 en het ECO-symbool op het voertuiginformatiedisplay gaan uit. Aanzetten: druk op de ECO-knop 1 . Het controlelampje 2 gaat bra ...

    Škoda Rapid (NH) Instructieboekje (2012-2019). Inleiding voor het onderwerp
    De koelvloeistof koelt de motor en bestaat uit water en antivries (met additieven die het koelsysteem tegen corrosie beschermen en kalkafzetting voorkomen). Het antivriesaandeel in de koelvloeist ...

    Instructieboekje