Instructieboekje aandachtig

Škoda Rapid (NH) Instructieboekje (2012-2019): Controlelampjes

Inleiding voor het onderwerp

Inleiding voor het onderwerp

Inleiding voor het onderwerp

De controlelampjes in het instrumentenpaneel geven de actuele toestand aan van bepaalde functies resp. storingen.

Bij sommige controlelampjes die gaan branden, klinken bovendien akoestische signalen en verschijnen meldingen op het display in het instrumentenpaneel.

Na het inschakelen van het contact gaan enkele controlelampjes ter controle van de werking van de wagensystemen kort branden. Indien de gecontroleerde systemen in orde zijn, gaan de betreffende controlelampjes enkele seconden na het inschakelen van het contact of na het starten van de motor uit.

De controlelampjes bevinden zich op de volgende plaatsen in het instrumentenpaneel afb. 29 op  resp. afb. 30.

  • Toerenteller 1
  • Display 2
  • Snelheidsmeter 3
  • Rij controlelampjes 4

Controlelampjes op het display

Afhankelijk van de betekenis gaat samen met enkele controlelampjes op het display ook het controlelampje (gevaar) of (waarschuwing) in de regel met controlelampjes branden.

ATTENTIE
  • Het negeren van brandende controlelampjes en de bijbehorende meldingen resp. aanwijzingen op het display van het instrumentenpaneel kan leiden tot zware verwondingen of schade aan de wagen.
  • Als om technische redenen moet worden gestopt, parkeer de wagen dan op een veilige afstand van het verkeer, zet de motor af en schakel de alarmlichten in. De gevarendriehoek op de voorgeschreven afstand neerzetten.
  • De motorruimte van de wagen is een gevaarlijke omgeving. Bij werkzaamheden in de motorruimte dienen de volgende waarschuwingsaanwijzingen beslist te worden opgevolgd.

Handrem

brandt - de handrem is aangetrokken.

Wanneer bij aangetrokken handrem een snelheid van 5 km/h wordt overschreden, klinkt een geluidssignaal.

  • De handrem loszetten.

Remsysteem

brandt - het remvloeistofpeil in het remsysteem is te laag.

  • De motor afzetten, niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.
ATTENTIE Een storing aan het remsysteem kan leiden tot een langere remweg bij het remmen - gevaar voor ongevallen!

Gordelwaarschuwingslampje voor

brandt - de bestuurder resp. bijrijder heeft de veiligheidsgordel niet omgegespt.

Bij een snelheid hoger dan 25 km/h knippert het controlelampje en klinkt er gelijktijdig een akoestisch waarschuwingssignaal.

Als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel vervolgens niet binnen ca.

2 seconden omgespt, wordt de waarschuwingstoon uitgeschakeld en brandt het controlelampje continu.

Stuurbekrachtiging/vergrendeling stuurinrichting (motorstart door druk op de knop)

Storing in de stuurbekrachtiging

brandt - de stuurbekrachtiging is volledig uitgevallen en voor het sturen is aanmerkelijk meer kracht nodig.

brandt - de stuurbekrachtiging is gedeeltelijk uitgevallen en voor het sturen kan meer kracht nodig zijn.

  • Het contact uitschakelen, de motor opnieuw starten en een korte afstand rijden.
  • Als het controlelampje niet uit gaat, de motor afzetten, niet verder rijden.

    De hulp van een specialist inroepen.

  • Als het controlelampje niet uit gaat, kan voorzichtig verder worden gereden.

    Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Vergrendeling stuurinrichting defect (motorstart door druk op de knop)

knippert

Melding: Stuurvergrendeling defect. Stop! STUURINRICHTING DEFECT STOP

  • De motor afzetten, niet verder rijden. Na het uitschakelen van het contact zal het niet meer mogelijk zijn de stuurinrichting te vergrendelen, de elektrische verbruikers te activeren (bv. infotainment), het contact weer in te schakelen en de motor te starten. De hulp van een specialist inroepen.

knippert

Melding: Stuurvergrendeling: werkplaats! STUURINRICHTING WERKPLAATS

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Vergrendeling stuurinrichting niet ontgrendeld (motorstart door druk op de knop)

knippert

Melding: Stuurwiel bewegen, alstublieft.

STUURWIEL BEWEGEN

  • Het stuurwiel iets heen en weer bewegen, daardoor kan de vergrendeling van de stuurinrichting gemakkelijker worden ontgrendeld.
  • anneer de stuurinrichting niet wordt ontgrendeld, dan moet de hulp van een specialist worden ingeroepen.

Losmaken van de accukabels

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het inschakelen van het contact het controlelampje branden.

Na even te hebben gereden, moet het controlelampje doven.

Als de motor opnieuw wordt gestart en het controlelampje na een korte rit niet uitgaat, is er sprake van een storing in het systeem.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Stabiliseringscontrole (ESC)/tractiecontrole (ASR)

knippert - de ESC resp. de ASR grijpt nu in.

brandt - er is een ESC- of ASR-storing.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Als het controlelampje na het starten van de motor gaat branden, kan de ESC of de ASR om technische redenen uitgeschakeld zijn.

  • Het contact uit- en weer inschakelen.

Als het controlelampje na het opnieuw starten van de motor niet meer brandt, functioneert de ESC of de ASR weer volledig.

Losmaken van de accukabels

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het inschakelen van het contact het controlelampje branden.

Na even te hebben gereden, moet het controlelampje doven.

Als na een korte rit het controlelampje niet uitgaat, is er sprake van een storing in het systeem.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Nadere informatie over het ESC-systeem of ASR-systeem.

Tractiecontrole (ASR) uitgeschakeld

brandt - het ASR-systeem is uitgeschakeld.

Antiblokkeersysteem (ABS)

brandt - er is een ABS-storing.

Voor het afremmen van de wagen wordt alleen nog het gewone remsysteem zonder het ABS gebruikt.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.
ATTENTIE
  • Als het controlelampje samen met het controlelampje , Remsysteem brandt, niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.
  • Een storing aan het remsysteem resp. aan het ABS kan leiden tot een langere remweg bij het remmen - gevaar voor ongevallen!

Mistachterlicht

brandt - het mistachterlicht is ingeschakeld.

Uitlaatgascontrolesysteem

brandt - er is een storing in het uitlaatgascontrolesysteem. Het systeem biedt de mogelijkheid voor het rijden in een noodprogramma - er kan een merkbaar vermogensverlies ontstaan.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Voorgloeisysteem (dieselmotor)

knippert - er is een storing in de motorregeling. Het systeem biedt de mogelijkheid voor het rijden in een noodprogramma - er kan een merkbaar vermogensverlies ontstaan.

Als het controlelampje na het inschakelen van het contact niet of continu brandt, is er een storing in het voorgloeisysteem aanwezig.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Controle van de motorelektronica (benzinemotor)

brandt - er is een storing in de motorregeling. Het systeem biedt de mogelijkheid voor het rijden in een noodprogramma - er kan een merkbaar vermogensverlies ontstaan.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Airbagsysteem

Systeemstoring

brandt

Melding: Storing: airbag STORING AIRBAG

  • De hulp van een specialist inroepen.

De bijrijdersvoorairbag is met de sleutelschakelaar buiten werking gesteld

brandt na het inschakelen van het contact 4 seconden.

Een van de airbags of gordelspanners is met het diagnose-apparaat buiten werking gesteld

brandt na het inschakelen van het contact 4 seconden en knippert vervolgens nog 12 seconden

Melding: Airbag/ gordelspanner uitgeschakeld.

AIRBAG/ GORDELSPANNER UIT

ATTENTIE Bij een storing in het airbagsysteem bestaat het gevaar dat het systeem bij een ongeval niet wordt geactiveerd. Deze moet direct door een specialist worden gecontroleerd.

Bandenspanning

Wijziging van de bandenspanning

brandt - bij een van de banden is de bandenspanning veranderd.

  • Meteen de snelheid verlagen en heftige stuur- en remmanoeuvres voorkomen.
  • De wagen stoppen, het contact uitschakelen en de banden en de bandenspanningen controleren.
  • De bandenspanning zo nodig corrigeren of het betreffende wiel vervangen resp. de bandenafdichtset gebruiken.
  • De bandenspanningswaarden in het systeem opslaan.

Systeemstoring

knippert ongeveer 1 minuut en brandt verder - er kan een storing in het systeem voor de bandenspanningscontrole zijn.

  • De wagen stoppen, het contact uitschakelen en de motor weer starten.

Als het controlelampje na het starten van de motor weer knippert, is er een systeemstoring.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Losmaken van de accukabels

Als de accukabels zijn losgemaakt en weer zijn aangesloten, gaat na het inschakelen van het contact het controlelampje branden.

Na even te hebben gereden, moet het controlelampje doven.

Als na een korte rit het controlelampje niet uitgaat, is er sprake van een storing in het systeem.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Andere gevallen

Voor het gaan branden van het controlelampje kunnen ook de volgende redenen bestaan.

  • De wagen is eenzijdig beladen. De lading gelijkmatig verdelen.
  • De wielen van één as zijn zwaarder belast (bv. bij het rijden met een aanhangwagen of bij bergop of bergaf rijden).
  • Sneeuwkettingen zijn gemonteerd.
  • Een wiel werd verwisseld.

VOORZICHTIG Onder bepaalde omstandigheden (bv. bij een sportieve rijstijl en op gladde of onverharde wegen) kan het controlelampje Ç in het instrumentenpaneel vertraagd of helemaal niet gaan branden.

Brandstofreserve

brandt - de brandstofvoorraad in de brandstoftank heeft de reservehoeveelheid (circa 7 liter) bereikt.

  • Tanken.

Let op De tekst op het display gaat uit als er is getankt en een kort stuk is gereden.

Knipperlichten

knippert - het linkerknipperlicht is ingeschakeld.

knippert - het rechterknipperlicht is ingeschakeld.

Bij een storing van het knipperlicht, knippert het controlelampje ongeveer twee keer zo snel (geldt niet bij aanhangwagengebruik).

Bij ingeschakelde alarmlichten knipperen alle knipperlichten alsmede de beide controlelampjes.

Aanhangwagenknipperlichten

knippert - de aanhangwagenknipperlichten zijn ingeschakeld.

Als een aanhangwagen is aangekoppeld en het controlelampje # niet knippert, is een van de aanhangwagenknipperlichten uitgevallen.

  • De aanhangwagengloeilampjes controleren.

Mistlampen

brandt - de mistlampen zijn ingeschakeld.

Snelheidsregelsysteem/snelheidsbegrenzer

brandt - de rijsnelheid wordt door het snelheidsregelsysteem resp. de snelheidsbegrenzer geregeld.

knippert - de met de snelheidsbegrenzer ingestelde snelheidslimiet is overschreden.

Rempedaal (automatische versnellingsbak)

brandt - het rempedaal intrappen

Grootlicht

brandt - het grootlicht resp. het grootlichtsignaal is ingeschakeld.

Automatische versnellingsbak

Versnellingsbak oververhit

Het controlelampje verschijnt alleen op het MAXI DOT-display.

brandt

Melding: Versnellingsbak oververhit. Verder rijden mogelijk.

VERSNELLINGSBAK OVERVERHIT

De versnellingsbak is oververhit, er kan voorzichtig verder worden gereden.

brandt

Melding: Versnellingsbak oververhit. Stop! Instructieboekje! VERSN_BAK OVERVERHIT STOP

  • Niet verder rijden!Stoppen en de motor afzetten.

Na het uitgaan van het controlelampje kan de rit worden voortgezet.

  • Indien het controlelampje niet uitgaat, niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.

Versnellingsbakstoring

Het controlelampje verschijnt alleen op het MAXI DOT-display.

brandt

Melding: Versnellingsbak defect. Wagen veilig stoppen! VERSN_BAK DEFECT WERKPLAATS

  • De motor afzetten, niet verder rijden! De hulp van een specialist inroepen.

brandt

Melding: Versnellingsbak in noodprogramma. Geen achteruitver.

STORING VERSN_BAK GEEN ACHTERUIT of Storing: versnellingsbak. Snelheid wordt begrensd.

STORING VERSNELLINGSBAK

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Gordelwaarschuwingslampje achter

brandt - niet omgegespte veiligheidsgordel op de zitplaats achterin.

brandt - omgegespte veiligheidsgordel op de zitplaats achterin.

Als de veiligheidsgordel op de achterste zitplaats wordt omgegespt resp. afgedaan, gaat het betreffende lampje kort branden en geeft hiermee de actuele gordelstatus aan.

Dynamo

brandt - bij draaiende motor wordt de accu niet geladen

  • Omdat tijdens het rijden de accu wordt ontladen, dienen alle niet beslist noodzakelijke elektrische verbruikers (bv. infotainment) te worden uitgeschakeld.
  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

VOORZICHTIG Als tijdens het rijden bovendien naast het lampje f ook het lampje / gaat branden, niet verder rijden - er bestaat gevaar voor motorschade! De motor afzetten en de hulp van een specialist inroepen.

Koelvloeistof

Koelvloeistofpeil te laag

brandt

Melding: Controleer koelvloeistof! Instructieboekje! KOELVLOEISTOF CONTROLEREN

  • Stoppen, de motor afzetten en laten afkoelen.
  • Het koelvloeistofpeil controleren.

Indien het koelvloeistofpeil in het voorgeschreven gebied ligt en het controlelampje opnieuw gaat branden, dan kan er een storing in de koelluchtventilator zitten.

  • Het contact uitschakelen.
  • De zekering voor de koelluchtventilator controleren en deze zo nodig vervangen.

Indien het koelvloeistofpeil en de zekering voor de koelluchtventilator in orde zijn en het controlelampje opnieuw gaat branden niet verder rijden!

  • De hulp van een specialist inroepen.

Koelvloeistoftemperatuur te hoog

brandt

Melding: Motor oververhit. Stop! Instructieboekje raadplegen.

STOP MOTOR OVERVERHIT

  • Stoppen, de motor afzetten en laten afkoelen.
  • De rit pas weer voortzetten nadat het controlelampje / is uitgegaan.

Motoroliedruk

knippert - de motoroliedruk is te laag.

  • Stoppen, de motor afzetten en het motoroliepeil controleren.
  • Als het controlelampje knippert, niet verder rijden, ook als het oliepeil in orde is! De motor ook niet stationair laten draaien.
  • De hulp van een specialist inroepen.

VOORZICHTIG Als het bijvullen van motorolie niet mogelijk is, niet verder rijden - gevaar voor motorschade! De motor afzetten en de hulp van een specialist inroepen.

Motoroliepeil

Motoroliepeil te laag

brandt

Melding: Motorolie bijvullen, alstublieft.

OLIE BIJVULLEN

  • Stoppen, de motor afzetten en het motoroliepeil controleren resp. motorolie bijvullen.

Als de motorkap langer dan 30 seconden geopend blijft, dooft het controlelampje.

Als er geen motorolie wordt bijgevuld, gaat het controlelampje na circa 100 km weer branden.

Motoroliepeil te hoog

brandt

Melding: Olie aftappen, alstublieft.

OLIEPEIL TE HOOG

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

Storing in motoroliepeilsensor

brandt

Melding: Oliesensor: een werkplaats opzoeken, a.u.b.

OLIESENSOR WERKPLAATS

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.

VOORZICHTIG Als het bijvullen van motorolie niet mogelijk is, niet verder rijden - gevaar voor motorschade! De motor afzetten en de hulp van een specialist inroepen.

Defect lampje

brandt - een van de lampjes is defect.

Op het display verschijnt een melding voor het betreffende lampje.

Roetfilter (dieselmotor)

Het roetfilter filtert en verbrandt de roetdeeltjes uit het uitlaatgas.

brandt - het filter is verzadigd met roet.

Om het roetfilter te reinigen, moet, als de verkeerssituatie dit toelaat, gedurende minimaal 15 minuten of tot het uitgaan van het controlelampje als volgt worden gereden.

  • 4. of 5e versnelling ingeschakeld (automatische versnellingsbak: stand D / S).
  • Rijsnelheid minimaal 70 km/h.
  • Motortoerental tussen 1.800-2.500 1/min.

Als het filter succesvol is gereinigd, gaat het controlelampje uit.

Als het filter niet succesvol is gereinigd, dooft het controlelampje niet en begint het controlelampje te knipperen.

  • Er kan voorzichtig verder worden gereden. Onmiddellijk de hulp van een specialist inroepen.
ATTENTIE
  • De snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de terrein- en verkeersomstandigheden aanpassen.
  • Het roetfilter bereikt bijzonder hoge temperaturen, er bestaat brandgevaar en er kunnen zware verwondingen ontstaan. Daarom de wagen nooit op plaatsen stoppen waar de onderzijde van de wagen met licht ontvlambare materialen (bv. droog gras, struikgewas, bladeren, gemorste brandstof) in contact kan komen.

VOORZICHTIG

  • Zolang het controlelampje brandt, moet u rekening houden met een hoger brandstofverbruik en eventueel ook verminderd motorvermogen.
  • Door het gebruik van dieselbrandstof met een hoog zwavelgehalte kan de levensduur van het roetfilter aanzienlijk worden bekort. Een ŠKODA Partner kan u vertellen in welke landen diesel met een hoog zwavelgehalte wordt gebruikt.

Let op Wij adviseren continu stadsverkeer te vermijden. Hierdoor wordt het verbrandingsproces van roetdeeltjes in het roetfilter begunstigd.

Ruitensproeiervloeistofpeil

brandt - het ruitensproeiervloeistofpeil is te laag.

  • Ruitensproeiervloeistof bijvullen.

Grootlichtassistent

brandt - de grootlichtassistent is ingeschakeld, Grootlichtassistent (Light Assist).

Start-stop-systeem

De controlelampjes geven de toestand van het start-stopsysteem aan.

Weergave voor lage temperatuur

brandt - de buitentemperatuur ligt onder +4 °C.

ATTENTIE Ook bij buitentemperaturen van rond +4 °C kan gladheid optreden! Ga er daarom niet alleen op basis van de buitentemperatuurmeter van uit dat het op de weg niet glad is.

Afstandswaarschuwing (Front Assist)

Het controlelampje verschijnt alleen op het MAXI DOT-display.

brandt - de veilige afstand tot de voorligger is onderschreden.

Informatie over het systeem Front Assist.

Voorwaarschuwing/noodstop (Front Assist)

brandt - het systeem heeft een aanrijdingsgevaar herkend of automatisch een noodstop gemaakt.

Noodoproep

brandt - er is een storing in het noodoproepsysteem.

  • De hulp van een specialist inroepen.

Service

brandt - aanwijzing over een noodzakelijke servicebeurt, Afstand en dagen tot de eerstvolgende servicetermijn weergeven.

    Brandstofmeter

    Afb. 32 Brandstofmeter: in het instrumentenpaneel / in het display van het instrumentenpaneel De weergave afb. 32 werkt alleen bij ingeschakeld contact. De tankinhoud bedraagt ongeveer 55 lit ...

    Informatiesysteem

    ...

    Zie ook:

    Hyundai i30 Instructieboekje (2016-2024). In bochten
    Bewegende auto's op uw rijstrook worden mogelijk niet door het Smart Cruise Control-systeem gesignaleerd. Uw auto accelereert dan wellicht naar de ingestelde snelheid. Ook neemt de ri ...

    Infiniti Q30 (H15) Instructieboekje (2016-2019). Radio
    Het radiobedieningsscherm weergeven (voor Europa) * Voor modellen met radiostatusindicator ontvangstinformatieweergave. Het radioscherm kan op het display weergegeven en bediend worden. Radi ...

    Instructieboekje