De bestuurder dient in onderstaande
situaties voorzichtig te zijn omdat het
systeem onder bepaalde
omstandigheden andere voertuigen
of objecten mogelijk niet signaleert
De auto rijdt op een bochtige weg
of door een tolpoort.
De auto slaat links- of rechtsaf op
een kruising.
De sensor is bedekt met water,
sneeuw, modder, enz.
De achterbumper waar de sensor
is geplaatst, wordt bedekt door een
object, zoals een bumpersticker,
een bumperbeschermer, een
fietsendrager, enz.
De achterbumper is beschadigd of
de sensor bevindt zich niet meer in
zijn oorspronkelijke positie.
De voertuighoogte is lager of
hoger dan normaal door zware
lading in de bagageruimte, een
abnormale bandenspanning, enz.
De auto rijdt in slecht weer, zoals
hevige regen of sneeuw.
Er bevindt zich een object in de
buurt van de auto, zoals een
vangrail, persoon, dier, enz.
Als er met de auto gereden wordt
in de buurt van gebieden met
metalen constructies, zoals bij
wegwerkzaamheden, spoorwegen,
enz.
Er is een groot voertuig in de buurt,
zoals een bus of vrachtwagen.
Er is een (motor)fiets in de buurt.
Er bevindt zich een platte
aanhanger in de buurt.
Als uw auto gelijktijdig weggereden
is met de auto naast u en
geaccelereerd heeft.
Als het andere voertuig met zeer
hoge snelheid passeert.
Tijdens het wisselen van rijstrook.
Tijdens het op- of afrijden van een
steile weg waar de hoogte van de
rijstroken verschillend is.
Als het andere voertuig zeer dicht
nadert.
Er hangt een aanhanger of
fietsendrager achter de auto.
Als de temperatuur in de buurt van
de achterbumper hoog of laag is.
Als de sensoren geblokkeerd
worden door andere voertuigen,
wanden of pilaren rond de
parkeerplaats.
Wanneer het gesignaleerde
voertuig ook achteruitrijdt terwijl
uw auto achteruitrijdt.
Als er zich kleine objecten binnen
het detectiebereik bevinden, zoals
een winkelwagen of een
wandelwagen.
Bij een auto met een geringe
hoogte, zoals een sportauto.
Als andere voertuigen zich dicht bij
uw auto bevinden.
Als het voertuig op de naastliggende
rijstrook één rijstrook opschuift ten
opzichte van u OF als het voertuig
op de tweede rijstrook naast u
opschuift naar de naastliggende
rijstrook.
Als op een smalle weg gereden
wordt met veel bomen en bosjes.
Bij het rijden door een groot gebied
met weinig auto's of gebouwen e.d.
in de buurt, zoals een woestijn, het
platteland, enz.
Als de auto die door de sensoren is
gesignaleerd uw auto nadert, klinkt
de waarschuwingszoemer, knippert
het waarschuwingslampje in de
buitenspiegel en verschijnt er een
melding in het LCD-di ...
Het AEB-systeem (Autonomous
Emergency Braking) (indien van
toepassing) is ontworpen om de
voorligger te signaleren en in de gaten
te houden of om een voetganger op
de weg te signaleren door midde ...